Dinsdag en woensdag 26-27 juni 2012
Vandaag ben ik op bezoek bij de voorzitster van de oudervereniging Ibtisama en haar zoontje. Ik zal hem hier Youssef noemen. Youssef is 10 en heeft Down syndroom. Hij woont met zijn beide ouders en jongere broertje en zusje in Ouarzazate. Als ik binnenkom liggen de kinderen nog verspreid over de stenen vloer op dekens te slapen. Youssef wordt als eerste wakker en kijkt slaperig om zich heen. Hij is verrast als hij mij ziet en er verschijnt een vrolijke grijns op zijn gezicht. Hij kan zichzelf aankleden en hijst zich in een broek en blouse. Er wordt ontbeten met koffie en brood met olijfolie. Youssef is heel blij met het bezoek en haalt allerlei clowneske grappen uit. Nadat ik uitgebreid met de kinderen heb gespeeld en Youssef heb geobserveerd, praat ik met zijn ouders.Zijn moeder vertelt hoe bezorgd ze was toen Youssef in de eerste 10 dagen van zijn leven twee keer een soort toeval kreeg en helemaal slap en blauw werd. De eerste keer was haar man thuis die met de baby naar het ziekenhuis scheurde. Zijn vrouw bleef thuis in doodsangst achter. De tweede keer, een paar dagen later was haar man niet thuis. Zij belde hem in paniek en probeerde intussen haar baby bij te brengen. Hij reageerde niet toen ze hem door elkaar schudde en daarom opende ze de koelkast en legde haar baby in het vriesvak. Toen kwam hij gelukkig weer bij. In het ziekenhuis riep de verpleegster, in bijzijn van de vader, naar de dokter: “Hier is die mongool weer.” Zo kwamen de ouders van Youssef er achter dat hij Down syndroom had. Of slechts ten dele want zijn moeder had nog nooit van Down syndroom gehoord, en nog nooit iemand met Down syndroom gezien, zelfs niet op de televisie.
Ook de andere ouders vertellen me over de vreselijke manier waarop ze het slechte nieuws over de handicap van hun kind hoorden. De moeder van Abdel, die ik de volgende dag bezoek, vertelt dat ze een verpleegster bij de eerste controle na 10 dagen, haar handen in haar zij zette en tegen de moeder bitste: “Je weet toch wel dat je kind niet normaal is?” De moeder keek in de volle wachtkamer wanhopig om zich heen. De andere vrouwen wendden zich af, bang dat het slechte nieuws ook hun baby kwaad zou doen. Op dat moment stopte haar melkproductie en riep ze Allah aan. Een andere verpleger kwam erbij. Hij vroeg verontwaardigd aan de eerste verpleegster: “waarom heb je haar gezegd dat haar kind niet normaal is? Wil je soms dat ze hem ombrengt?” Daarmee werd het bezoek beëindigd en de moeder keerde naar huis met haar baby.
Ze vertrouwde zichzelf niet meer en was de eerste paar maanden bang om haar baby vast te houden. Zou ze echt in staat zijn dit kindje om te brengen? Dat hadden ze immers gezegd in het ziekenhuis en men hecht hier veel waarde aan de woorden van artsen en verplegers. Pas na maanden kreeg ze het vertrouwen in zichzelf weer terug. Nu dankt ze de hemel voor haar zoon. Hij is weliswaar niet helemaal normaal, maar hij is gezond, altijd vrolijk, rustig en behulpzaam.
De goedlachse moeder schenkt me nog eens in en vertelt hoe ze hem opvoedt net als haar andere kinderen. Hij kan dan ook heel veel dingen zelf en is lief en beleefd. Hij is schoon, houdt van mooie kleren en doet graag een luchtje op. Hij speelt ook graag op de hometrainer die in de keuken staat. De dokter heeft gezegd dat hij later gewoon kan trouwen en ze hopen dan ook op een normale toekomst. Een winkel lijkt ze wel wat voor hem. Helaas gaat Abdel niet naar school en kan dan ook niet tellen en niet praten. Net als de ouders van Youssef, wil ze graag beter kunnen communiceren met haar zoon en wil ze dat hij vaardigheden leert waarmee hij zo zelfstandig mogelijk wordt.
In verband met privacy zijn de namen van de kinderen veranderd