Zaterdag 23 juni 2012
Met een bus reis ik naar Ouarzazate over een prachtige weg die met veel haarspeldbochten over de Atlas leidt. In het dal bloeien de struiken schitterend roze. Later wordt het steeds kaler, de bomen verdwijnen, de bergen kleuren roder en de struikjes reduceren tot groene polletjes. In de bus worden verschillende passagiers steeds groener en het duurt niet lang of de ene na de ander begint over te geven in zwarte plastic zakjes.Drie uur later stoppen we voor een korte pauze. De niet-zieke mensen kopen koekjes of water en de anderen zitten witjes in de schaduw. Op een stoepje zitten twee vrouwen te praten en te lachen. Een van hen heeft een jongetje op schoot. Na een tijdje ontstaat er beroering. Het jongetje heeft het bewustzijn verloren. Zijn moeder blijft er nogal rustig onder en probeert hem bij de brengen met klapjes op zijn wangen. De andere vrouw giet water over zijn hoofd en schudt hem ongerust. Geschrokken en machteloos kijken we toe. Wat heeft hij? Flauw gevallen? Epilepsie? Gelukkig komt hij even later weer bij. Hij kijkt versuft om zich heen, lacht naar zijn moeder en loopt uiteindelijk aan haar hand weg. Na deze schrik stappen we allemaal weer in.
Door de misselijke mensen om mij heen, is de vloer van mijn zitplaats vies geworden. Schuin voor mij was nog een plaats vrij dus ik vraag of ik daar mag zitten. “Jazeker” zegt de man naast wie ik plaatsneem. “Werk je bij het Peace Corps?”, want buitenlanders die Arabisch spreken, werken veelal bij het Peace Corps. Ik antwoord van niet maar leg uit dat ik naar Ouarzazate ga om voor een Associatie te werken. “Oh, welke Associatie?” vraagt hij geïnteresseerd? “Association Tichka? Daar heb ik acht jaar voor gewerkt! Oh wacht eens even, kom je uit Nederland?” Ik kijk hem verbaasd aan. “Ik ben de broer van Mohammed” legt hij uit. Mohammed is de directeur van Associatie Tichka en naar hem ben ik op weg! Wat is de wereld klein.
In Ouarzazate is de hemel roestbruin en bewolkt en het waait er hard. Ik was vergeten hoe warm WARM kan zijn. WAT EEN HITTE. Alsof je op een hete lucht rooster staat. Deze wind noemen ze de 3azj3azj. Een van mijn meest favouriete woorden in het Arabisch: even onuitspreekbaar als mysterieus.
Later die middag ontmoet ik Si Mohammed om de plannen te bespreken. Hij gaat maandag voor een week naar een conferentie dus vandaag en morgen moeten we alles regelen voor de start. Morgen zal er een vergadering zijn met de moeders van de vereniging Ibtisama. Vandaag vieren zij een feestje en daarvan maken we nog net het einde mee. Op een stukje afgezette straat staat een tent en daar geniet een grote groep ouders met hun kinderen met allerlei mentale handicaps van muziek en lekkere hapjes. Zo’n feestje is bijzonder want veel mensen schamen zich voor een kind met een handicap. Een feestje bezoeken in een openbare ruimte is dus niet vanzelfsprekend.
Een jongetje met Down syndroom herinnert zich mij nog van mijn bezoek in februari en rent naar me toe. De kinderen hebben feestkleding aan en kleverige wangen van de taartjes. Ik complimenteer een meisje in een glimmend gewaad met haar “prachtige kaftan”. “Dat is geen kaftan” zegt ze. “Dat is een Djelleba” en ze heeft nog lang veel plezier over zoveel dommigheid van die witte mevrouw.
Na veel zoete hapjes vertrek ik en ga slapen in een BLOEDHETE kamer. Pffff.